Biodiversiteit (soortenrijkdom)

Op de raadsagenda stond afgelopen raadsvergadering onder andere het ‘bespreken programma biodiversiteit bebouwde omgeving’. De inbreng namens Lijst Fier luidde al volgt.

Voorzitter, hulde voor het College om met prio I aan de slag te gaan met biodiversiteit (soortenrijkdom): de ambtelijke werkgroep is gestart, dus geen startnotitie maar een bespreeknotitie, welke inhoudelijk wel volgens de lijnen van een startnotitie loopt. Prima dus.  Een programma behelst beleid & maatregelen hiertoe, die leden tot de gewenste kwaliteit van de soortenrijkdom voor de bebouwde omgeving.

Daar zit gelijk al een mooie uitdaging in. Immers, wat is de norm voor goede kwaliteit? Wellicht het belangrijkste aspect om die nader te bepalen norm te bereiken is draagvlak. Met velen de schouders eronder is er veel te bereiken.

In het bespreekstuk van het college wordt in ieder geval gesteld dat het doel niet gericht is op specifieke doelsoorten of natuurdoeltypen. Daarbij wordt gekscherend de regenworm genoemd, waarvoor niet behoeft te worden nagestreefd dat deze met 20% zou toenemen. Of dat wij over een aantal jaren streven naar minstens dertig huiszwaluwen of iets dergelijks in het dorp. In de Sovon-rapporten (gevoed door onze vogelman van SBB Carl Zuhorn) wordt dit aantal echter al jaren op Vlieland geteld, waarmee maar gezegd is dat er vaak een kloof zit tussen beeld en de praktijk. En dat is niet goed voor het draagvlak om ons extra in te spannen en allen te laten meedoen.

Ook moet het belang van de regenworm niet worden onderschat. Want regenwormen zijn feitelijk naast stapelvoedsel ook onze ecosysteemingenieurs, die in samenwerking met andere bodemdieren, zoals de steenkrabbetjes, die vaak als vieze beestjes worden gezien, maar uitermate belangrijk in het web van leven.

Deze geschetste samenhang maakt inzichtelijk dat de teloorgang of achteruitgang van onze soortenrijkdom in de natuur omgebogen moet worden. In ons aller belang.

Want dat er iets moet gebeuren op dit vlak wereldwijd is gelukkig niet meer een vraag. Wel hoe deze beoogde verbetering aan te pakken

Als opmaat willen wij, zoals ook verwoord en verbeeld in de fraaie folderboekje van de Friese Milieu Federatie (FMF) en Landschapsbeheer Fryslan, dat de  gemeente zelf nog beter het goede voorbeeld gaat geven door het openbaar groen nog meer te verrijken met inheemse kruiden, planten en fruitbomen, inclusief groene daken op onze gebouwen. Ten tweede lijkt het uitermate belangrijk om dit project samen met de school op te pakken.

Hoewel typisch voor Texel zouden tuunwallen misschien ook op Vlieland wel meer gestimuleerd kunnen worden. De tuinen van onze eilanders kunnen natuurlijk qua oppervlakte en diversiteit in potentie een hoofdrol spelen in de verrijking van de soortenrijkdom.

Informatie en stimuleringsregelingen kunnen wellicht een positieve impuls geven. En laten wij onze dappere moestuinhouders niet vergeten; deze mensen werken aan hun eigen lokale voedselproductie, vaak met kruiden en bloemen, hoe circulair kan je het hebben? Deze arbeid en ontspanning tegelijkertijd, zou ook wel bepaalde vormen van steun kunnen krijgen, hetgeen samen met deze mensen qua vorm bepaald kan worden

Betrokkenen uitdagen met het inspiratieboekje van de FMF en Landschapsbeheer Friesland, met steun van de provincie Waddenfonds lijkt een goede stap. Met het credo: doe mee en verbeter de biodiversiteit…!

Zowel in onze Omgevingsvisie als in het raadsakkoord wordt de biodiversiteit genoemd en beoordeeld als zijnde van essentieel belang. Het college heeft zodoende als een van de opdrachten (nummer 42) uit het Raadsakkoord: stel een programma biodiversiteit op, waarvan wij nu de kaders en randvoorwaarden mogen bespreken.

Met het genoemde draagvlak voor ogen, is onze suggesties dus om naast vakdeskundigheid, brede eilander inbreng aan de voorkant op te tuigen. Daarbij dienen de jonge mensen op school hierbij ook uitdrukkelijk betrokken worden, onze toekomststoel indachtig.

Kunt u aangeven voorzitter hoe de wethouder dit ziet. Want de werkgroep lijkt slechts te worden uitgebreid met twee leden, naast wethouder De Jong, een medewerker Buiengebied, de medewerker Fysieke leefomgeving en iemand van SBB. Deze laatste grote buurman en partner qua natuurzaken, SBB dus, kan ons zeker uitermate goed adviseren om de beoogde acties en beheersmaatregelen in een juiste samenhang te krijgen met de flora & fauna direct om ons heen. Maar ongetwijfeld zouden er naast een of twee jonge mensen ook nog enkele deskundigen kunnen worden binnengehaald. Wij denken daarbij aan een van de imkers, iemand uit het onderwijs en wellicht een extern deskundige (bioloog,  Friese Milieu Federatie of iemand anders…).

Met deze inbreng zal het ontwerpprogramma in de basis vermoedelijk kwalitatief sterker worden. Hoe kijkt de wethouder hiernaar?

Afsluitend vernemen wij graag op welke wijze de monitoring gaat plaatsvinden qua bemensing en qua tijdsperiode. En op welke wijze het plan eventueel tussentijds aangepast kan worden als blijkt dat bepaalde doelen eerder of juist niet of slecht deels worden gehaald. Dank u.

Via de gemeentelijke site is terug te horen op welke wijze de wethouder reageerde.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Tussen vrede en oorlog…

“Iedereen is nodig” om weerbaar te zijn tegen oorlog en crisis, zo schreven de ministers van Justitie & Veiligheid en van Defensie begin deze maand,

Lees verder »

Algemene beschouwingen Lijst Fier

Voorzitter, deze begrotings-raadsvergadering van vanmiddag draait om het vaststellen van de begroting 2025 inclusief meerjarenraming en investeringsplan. Wij danken de afdeling Financiën wederom voor deze

Lees verder »